Reportage Busreis Lierse naar Virton: Tijdens de reis (2/3)
Foto: © SC
De reis is nog lang en Virton nog ver maar iedereen aan boord draagt bij tot een opperbeste sfeer...
We hebben nog maar een verwaarloosbaar stukje snelweg achter de kiezen (Didi heeft ons voorgerekend dat de reisduur ongeveer 3 uur zou bedragen, zonder tussenstops) en we stoppen op de parking van Tessenderlo. Hier strekt men even de benen en steekt men buiten een sigaretje op. Ik kijk door het raam op zoek naar een glimp van de voor mij onbekende Stefanie. Iedereen heeft dan al een bijdrage van 10 Euro betaald voor het nuttigen van drank allerhande, tot droge en natte worstjes én opgewarmde cheeseburgers in het kleine microgolfoventje toe. Honger en dorst kan er niet geleden worden op deze 'horeca-bus' en Ivan ontkurkt een zoveelste flesje bier.
“Dat ik graag mijn pintje drink op de bus heeft ook zijn voordelen”, licht Ivan mij kameraadschappelijk in, “als ik dan ’s avonds laat thuiskom is het eerste wat ik tegen mijn vrouw zeg; Amai, gij zijt nogal een ferm stuk hé. Dan is ze blij dat ze een compliment krijgt – vrouwen zijn daar erg gevoelig voor - want dan antwoordt ze bijna euforisch; “Ik geloof je graag, mijn bolleke, want ‘ne zatlap’ spreekt altijd de waarheid!”
Opnieuw stuurt Didi zijn bus richting autosnelweg. We rijden immers ‘over’ Luik en niet ‘langs’ Namen. Ik kijk zo onopvallend mogelijk rond maar geen Stefanie te bespeuren. Dan kan het niet anders of ze moet boven plaatsgenomen hebben tussen de feestende ‘Fagoempels’. Straks zal ze wel naar beneden ‘afzakken’, denk ik bij mezelf om haar oude bekenden te komen begroeten.
De kleine tv-schermen lichten op en een brok nostalgisch ‘goedvoelen’ weerspiegelt zich in de vergrote pupillen van de passagiers. Het competitie-overzicht van het – voor Lierse - memorabele seizoen 1996-1997 wordt hier ter plaatse heruitgezonden en Rocky, die naast mij plaatsgenomen heeft, bekent; ‘Ik ben Lierse supporter maar Standard heeft het mooiste en meest passionele publiek!"
Daar, op Sclessin, in het hol van de leeuw, veroverde Lierse de landstitel ergens eind vorige eeuw. Het scherm wordt een chaotische catwalk van welhaast vergeten voetballers zoals Spechar, Nielsen, De Tollenaere, Teppers en andere Kiekens. Ik kan bijna niet geloven dat de tijd met het verstrijken van de jaren schijnbaar harder en harder gaat en weinig van de herinnering tastbaar overblijft. Men herbekijkt deze tot de ‘Lierse-historiek’ verheven beelden met brandende goesting en de Lierse fans kunnen niet genoeg krijgen van de daverende beelden op een door de zon verblind Sclessin en de Lierse topscorer –monument in de afweer - Eric Van Meir die eindeloos gevierd wordt. Het lijkt alsof de bus de adem inhoudt. In vele hoofden moeten nu tranen neerdruppelen en vertraagt het ritme van het hart. De 'grijsgedraaide' videocassette kraakt en hoest en soms verdwijnt het beeld maar het ontbrekende stukje voetbalgeschiedenis van Lierse op het scherm kan eenieder hier op de bus – denk ik – op welk moment of waar dan ook, haarscherp en opgepoetst als het duurzaamste zilverwerk voor de geest halen en eindeloos naspelen. Als de uitzending gestaag ten einde loopt is de hunkerende ziel weer bijgevuld en voelt men zich – emotioneel – weer even boven zichzelf uitstijgen.
Er reizen zowaar ‘Ratten’ mee. Het zijn Marc en Steve en zitten vooraan de bus aan de tegenover elkaar staande zetels. Daar heb je twee keer plaats voor vier passagiers. Ideaal om een kaartje te leggen tussen twee ‘stops’ door. Dat gebeurt ook. Kaarters kom je dan ook overal tegen. Germinal Beerschot supporters op een Lierse bus én met een grote Lierse-sjaal rond de pols geknoopt; zoiets moet bijna een unicum zijn.
“Dat klopt”, zegt Steve trots en hij beweegt zijn sjaal in de lucht, “maar ik vergezel hier ook mijn kameraden, collega’s en ik heb veel sympathie voor Lierse. Ik had ook mee kunnen gaan met de Germinal Beerschot bus naar Brugge maar dat is voor mij dubbel zo duur en daar heerst niet de helft van de ambiance die hier elke keer opnieuw spontaan gecreëerd wordt. Het is bijna een verslaving. Dus is mijn keuze snel gemaakt en wat is er verkeerd aan te supporteren voor meer dan één ploeg? Er staat toch nergens geschreven dat zoiets niet mag?”
Maurice blijft maar ‘achteroverkappen’ en ik vraag hem langs de neus weg wat er nu zo speciaal is aan die Stefanie die blijkbaar nooit opgestapt is. Curiosity killed the cat.
Hij schraapt zijn keel en Ivan spitst de oren. “Stefanie reed vroeger eens onverwacht mee op onze bus. Ze was een Antwerp-supportster en toen ze die ene keer in Duffel opstapte zei ze, onmiddellijk na het neerploffen in een van de zetels en zonder verpinken “Ik drink hier iedereen onder tafel”, maar na amper 5 pilsjes was ze ‘goe teut’ en begon zich in het midden van de bus uit te kleden en een onvervalste – hoe zal ik het zeggen – euh... erotisch getinte show te geven tot groot jolijt van ons allemaal”.
“Niks gelogen”, treedt Ivan ‘Mau Mau’ bij, “wat een hete peper! Uitgepelst tot het laatste en niets aan de verbeelding overgelaten en dan die ‘suggestieve’ gezichten die ze trok. En dan te weten een Antwerp-supportster begot, zoals die van ons!”
“Ik moest direct iets nemen tegen mijn hoge bloeddruk”, maakt Maurice het opmerkelijke voorval compleet, “want dat was ‘du jamais vu’ hier op ons bus en Didi de Kakker bleef maar in zijn spiegel staren naar haar ‘wiebelende blote tetten’ iedere keer dat ze zich draaide zodat we op een haar na in de berm belandden. Dàt moment vergeet ik nooit meer!”
We glijden van de ene in de andere tunnel onder Luik en over en onder een haast rimpelloze Maas richting Luxemburg. Het wordt stilaan heuvelachtiger, de geur van de Ardennen komt elke omwenteling van de wielen dichterbij. De zon bevindt zich nu pal achter ons zinkt weg achter de loofwouden en sparrenbossen. Heel hoog aan de hemel klimt reeds de door nevelslierten omsluierde vale maan. We ‘passeren’ een bord met ‘Comblain-Au-Pont’. Mijn hart mist een slag. Hier niet ver vandaan, in het dromerige gehucht Oneux, brachten N. en ik ons allerlaatste weekend door als ‘onvoorwaardelijke’ geliefden. De bus gromt en knort naarmate de vermoeiende klim richting Beaufays agressiever wordt. Hier aan de oevers van de Ourthe tekende N. behoedzaam onze namen in de traag wegsmeltende sneeuw en in haar woorden schemerde het voorteken van een onvermijdelijk afscheid. Reeds meer dan twee jaar geleden maar het lijkt niet langer geleden te zijn dan de dag die het gisteren was. Een liefdeservaring zal voortaan nooit meer hetzelfde zijn. Hier en daar op de bus klinkt de roep om een muzikaal intermezzo. Soms is de stilte ondraaglijk als je slechts lawaai herkent.
Het toilet is haast doorlopend ‘bezet’ en er staat een ongeduldige file die van ver bovenaan de trap start. Even hopeloos en frustrerend als die op de Antwerpse Ring richting Nederland op vrijdagavond. De rij wachtenden groeit gestaag aan. Dit moet ook Danny in het oog gesprongen zijn want hij spreekt door de micro vooraan het gangpad de wachtenden –we kunnen het haast niet meer ophouden – verse moed in; "We gaan ‘hier’ direct halt houden en dan zijn er voor iedereen broodjes en kan je het ‘laten lopen’. En als je geen honger hebt of de broodjes niet lust geef je ze maar aan ‘De Lange’ hier’, besluit Danny en velen slaken een zucht van opluchting. Eindelijk rits open en plassen.
Didi parkeert zijn bus op een parking nabij een AC Restaurant en de spreekwoordelijke pot schaft ‘ene met hesp en ene met kaas’.
‘De Lange’ heet Kurt en zegt niet neen tegen extra broodjes en is, hoe kan het ook anders, Lierse fan in hart en nieren. "Ik ben hier een vaste waarde op de bus, bijna meubilair”, bekent hij niet zonder enige trots. Hij slentert wat naast de bus en laat de extra pistolets tussen de tanden kraken. Wildplassen (plassen bij hoogdringendheid) viert hoogtij aan de grasrand van de grote parking en nu de zon bijna volledig weggezonken is zweeft de eerste avondlijke kilte boven de Ardense gronden en wil men dichter tegen elkaar aanleunen.
Men heeft ongewild de koude meegesmokkeld in de bus. De eerste lampjes lichten op boven onze hoofden en de schemering, buiten, is gekleurd met matroze en paarse pastelkleuren. De wereld ziet er mooier uit in deze zeldzame avondlijke kleurengloed. Ivan is werkelijk een alleseter. Heeft hij reeds tijdens de reis reeds achter de kiezen gestoken; chips, broodjes, snoepjes, droge worstjes, een cheeseburger én een worstenbrood. Maurice wordt alsmaar luidruchtiger naarmate hij ‘zijn’ privé frigobox sneller plundert. Als ik subtiel opmerk hoeveel Ivan al niet gegeten heeft antwoordt hij laconiek, opzettelijk nog een enkele snoepjes in de mond werpend; “en seffens in Virton eten ‘we’ iets heel ‘lakker’ dat in de ‘Walen’ het allerbeste smaakt. Een mitraillette!” (doormidden gesneden stuk stokbrood met hamburger, ui, sla én frieten tussen)
De bus schiet wakker als enkelen luidkeels opmerken dat we zowaar langs rechts voorbijgestoken worden door een andere Lierse supportersbus. Didi tracht de schade te beperken en zijn collega-chauffeur voor te blijven maar op deze klim moeten hij en zijn bus zich gewonnen geven.
De geamuseerde passagiers beantwoorden deze ‘nederlaag op de weg’ met een bijna feilloos in de maat gezongen en swingend ‘De Kakker kan nie mee, olé, olé, de Kakker kan nie mee, olé, olé...’
We zitten volop in de Ardennen. Nonkel, die Jos heet, zet opnieuw een authentieke Vlaamse ‘plakker’ op. De klaagzang van Paul Severs over gebroken harten wordt massaal meegezongen, de armen naast en boven het hoofd gestrekt en de handen traag wuivend.
We wiegen verder op de snelweg tussen bos en woud en hier en daar doemt een eenzame boerderij op aan de rand van een verlaten stoffige zandweg. Oranje en witte straatverlichting verraden vergeten en anonieme dorpjes weggemoffeld in het dieper gelegen dal. We zijn op weg naar de Baraque de Fraiture en opnieuw verliest Didi snelheid maar gelukkig niet de pedalen.
De donkerte schittert en heerst bovenop de Baraque. Het liedje ‘Campeones’ vuurt de harten van ons, passagiers tussen licht en duisternis, aan en het collectieve aura, ver boven het dak van de bus ontstegen, straalt als de helderste ster aan het firmament. De passie wordt gegeseld en op de proef gesteld. Je voelt mensen terugdenken aan de ‘glory days’ van weleer en de precaire sportieve situatie waarin zij zich nu bevinden. Het contrast is groot en doet pijn aan de ogen en zaait twijfel in het hart.
De gesprekken die ik tot nu toe gevoerd heb dragen dezelfde nobele en oprechte boodschap uit.
De verbondenheid met een voetbalclub en de nietsontziende liefde daarvoor. Het gevoel ergens bij te horen maar tegelijkertijd het geheel te vervolmaken. En of dit nu in de hoogste of laatste afdeling gebeurt doet er eigenlijk niet toe. Dit gaat niet enkel over voetbal maar ook over de vrijheid in je hoofd, de ongebreidelde fantasie in je geest en de wankele kunst op dezelfde golflengte af te stemmen als je zielsverwanten. Je wordt meer mens naarmate je de emoties dieper voelt kerven en je samen, hand in hand, deze beleving ervaart en samen hoopt op de overwinningsgoal maar tegelijkertijd de late dodelijke counter vreest. Tijdens zo’n reis voelt men zich weer het onbezorgde spelende kind dat men, helaas, in dit leven althans, nooit meer worden zal.
Nonkel komt geld ophalen. Alweer. Er wordt dan ook wat ‘omgezet’. Op de tonen van de polonaise danst Nonkel op het middenpad en men doneert met de glimlach in het hart. Hier schenkt men bier, aan het goede doel en tenslotte aan zichzelf.
Sven, de motorcrosser, tracht vruchteloos een gsm-oproep te beantwoorden maar het gesprek verdrinkt in een massaal meegezongen ‘als de nacht verdwijnt en de zon weer schijnt...’ Debby steekt een zoveelste sigaret op en levert een strijd met haar eindeloze woordzoekers. Als na het geïmproviseerde Schlagerfestival het tot tranen toe bewogen ‘You’ll never walk alone’ wordt ingezet gaan tientallen sjaals de lucht in, worden harten nog verder opengesteld, wordt een weldoende hand gereikt en wordt men één. Het is een tintelende massage tegen ongewilde isolatie en onfortuinlijke sociale ontsporing. Voetbal is ook een ‘medicijn’, niet alleen therapie. Dit is de andere kant van oorlog. Voetbal bezit helende emotionele krachten. Dan spreekt men dezelfde taal zonder de lippen te bewegen en wordt men, uiteindelijk, door een zielsgenoot begrepen en aanvaard. Voetbal is oneindig veel meer dan een balsport.
Virton komt stilaan in zicht. Figuurlijk dan. De weg is vlak maar de bus danst en stuitert over het biljartvlakke oppervlak. Het liedje van ‘de’ Lierse op verplaatsing galmt door de luidsprekers. Steve stamelt iets over Pippi Langkous en verdwijnt dan richting het chemische toilet. Ik versta hem niet. Ik moet tot mijn schande toegeven dat ik het liedje niet ken. De bus is nu een rijdende discotheek geworden. Als na het Lierse lied Frans Bauer zijn ‘Heb je even voor mij?’ op de menigte loslaat trilt de bus bijna van het wegdek. Hier kan men op één vierkante meter dansen en zich zo vrij als een vogel voelen.
Dit moet een van de laatste tussenstops zijn. Iedereen stapt uit en een akelige mist zwerft over de zwarte velden en aan de zomen van het angstvallige woud ritselt het stervende hout.
Robin mist bijna geen match. Hij is geel-zwart ‘gemutst’ en draagt een dwarsgestreepte ‘Lierse-plastron’. “Ik heb, als ik me goed herinner, 3 wedstrijden op twee jaar gemist”, vertelt hij in de hardnekkige koude, “waarvan een voor de beker tegen Malmédy. Ze hadden de match ‘gewisseld’ en ik was juist op vakantie in Malmédy toen toch maar overeengekomen werd die wedstrijd in Lier te spelen. Van pech gesproken.”
Hij is lid van de Fagoempels. Hij vraagt mij of ik weet wat een Fagoempel is. Net zoals met het Pippi Langkous lied moet ik het antwoord wederom schuldig blijven. Robin lacht. “Een fagoempel is eigenlijk Liers dialect voor een grote, dikke neus. Dus wij zijn de supportersclub van de Grote Neuzen”, schatert hij en hij verdwijnt even snel dan dat hij gekomen is.
De laatste rechte lijn. Figuurlijk alweer want de bus slalomt in bijna complete duisternis naar Virton. Ik stel me de vraag hoeveel van de voor mij ontelbaar geworden flesjes Jupiler er reeds ‘soldaat’ zijn gemaakt. De kelen zijn gesmeerd, de geesten zachtjes beneveld. Hier beweeg je je in een roes, en de arena moet nog betreden worden. We rijden door een strook ‘niemandsland’ over een ribbelige en schokkende weg en daar landt Nonkel pardoes naast mij op de, speciaal voor hem vrijgehouden, lege zetel.
Nonkel is de voorzitter van supportersclub De Pelikaan en coördinator/organisator van deze busreis. Hij dankt zijn bijnaam aan zijn petekindje dat in het stamcafé van Jos zijn nonkel tientallen vragen stelde op een namiddag. Toen de cafébaas en klanten dit hoorden (nonkel van hier, nonkel van daar) begonnen ze hem ook met ‘Nonkel’ aan te spreken. En zo leeft de bijnaam Nonkel sterker bij de mensen dan zijn echte voornaam Jos. De legende later zal niet Jos maar ‘Nonkel’ heten.
“In mijn hoofd ben ik Lierse”, geeft Nonkel al bij de openingszin zijn publieke geheim prijs. “Ik ben in 2004 verkozen tot meest verdienstelijke supporter en dat is een hele eer voor mij.” “Jos kennen de mensen hier niet, enkel Nonkel. Ik ben steeds in Lierse blijven geloven en hen blijven steunen, zelfs in de meest gitzwarte periode van de club. Als het met een voetbalploeg slecht gaat haken er een heleboel mensen af maar in Lier komen er dan net mensen bij. Hoe slechter het gaat, hoe meer mensen er naar het stadion afzakken om ‘ons’ een hart onder de riem te steken. Dat zijn geen sensatiesupporters, hé, maar mensen die vurig wensen dat Lierse nooit verdwijnt!”
Eindelijk zien we naast ons de verlichting van het stadion van Virton. Het stadion ligt in de kleine dorpskern, net naast een Eldi en Aldi. Het stadion oogt rommelig en bouwvallig en op de parking bestemd voor de supportersbussen kan je amper een huis bouwen. Het lijkt hier allemaal zo klein. Het amateuristische karakter ademt ook iets vertederends je verbaasde blik. Dit is tweede klasse en zelfs in provinciale zouden sommige ploegen de neus ophalen voor deze stuntelige accomodatie maar het heeft ‘iets’.
“Hahahaha”, lacht Nonkel plagerig terwijl Didi alle moeite heeft om zijn bus op de krappe parking te loodsen, “Normaal staan hier bij hun thuiswedstrijden maar twee ‘handhavers van de wet en de goede orde. ‘Ene’ wijkagent op zijne vélo en naast hem de folkloristische champetter en nu staan er al 5 combi’s aan de andere kant van de straat opgesteld en het is nog ruim een uur voor de match wordt afgetrapt. Virton zal tot leven gewekt worden vanavond”.
Bij het uitstappen tel ik minstens 10 supportersbussen op de piepkleine parking. Lierse heeft dan ook 700 toegangskaarten ‘afgedwongen’ daar waar het er normaal slechts een paar honderd waren. Het is steenkoud en een ijzige wind speelt verstoppertje met de kalende open vlakte naast ons. De Lierse-supporters zwermen uit en zelfs als uit elkaar geschoven puzzelstukjes overstemmen ze de slaperige Virton-supporters vocaal én in aantal en maken van de uitgewaaierde puzzel één geheel; één ziel.
Morgen kan u het laatste deel lezen; Busreis met Lierse naar Virton: De terugreis
Auteur: E. Huygens
Schrijf je nu in voor de Voetbalkrant nieuwsbrief